De laatste tijd heeft er een mondiale verschuiving plaatsgevonden waarbij kunst die in de loop van het imperialisme werd gestolen, wordt teruggegeven aan het rechtmatige land, als middel om de historische wonden te herstellen die eerder zijn toegebracht. Dinsdag debuteerde de Chinese Nationale Culturele Erfgoed Administratie met succes met de terugkeer van een bronzen paardenhoofd naar het Oude Zomerpaleis in Peking, 160 jaar nadat het in 1860 door buitenlandse troepen uit het paleis werd gestolen. Gedurende die tijd werd China binnengevallen door Anglo-Franse troepen in de loop van de Tweede Opiumoorlog, een van de vele invallen die het land vocht tijdens zijn zogenaamde ‘eeuw van vernedering’.
Gedurende die periode werd China herhaaldelijk gebombardeerd met strijdverliezen en ongelijke verdragen die het land aanzienlijk destabiliseerden, en de plundering van dit beeldhouwwerk begon de eeuw van vernedering levendig weer te geven. Dit paardenhoofd, ontworpen door de Italiaanse kunstenaar Giuseppe Castiglione en voltooid rond het jaar 1750, maakte deel uit van de Yuanmingyuan-fontein in het Oude Zomerpaleis, met twaalf verschillende sculpturen die de twaalf dierentekens van de Chinese dierenriem voorstelden: rat, os, tijger, konijn, draak, slang, paard, geit, aap, haan, hond en varken. Zeven van de sculpturen zijn teruggestuurd naar China en worden bewaard in verschillende musea of particulier; vijf lijken te zijn verdwenen. Het paard is het eerste van deze sculpturen dat wordt teruggebracht naar de oorspronkelijke locatie.