Het Zuid-Nederlandse beeldhouwwerk

De Zuidelijke Nederlanden, die onder Spaans, rooms-katholiek bestuur bleven, speelden een belangrijke rol bij de verspreiding van de barokke beeldhouwkunst in Noord-Europa. De rooms-katholieke Contrareformatie eiste dat kunstenaars in kerkelijke contexten schilderijen en sculpturen zouden maken die eerder tot de analfabeten zouden aanspreken dan tot de goed geïnformeerden. De Contrareformatie benadrukte bepaalde punten van de religieuze leer, waardoor bepaald kerkmeubilair, zoals de biechtstoel, steeds belangrijker werd. Deze ontwikkelingen zorgden voor een sterke toename van de vraag naar religieuze beeldhouwkunst in de Zuidelijke Nederlanden.[17] Een centrale rol werd gespeeld door de Brusselse beeldhouwer François Duquesnoy, die het grootste deel van zijn carrière in Rome werkte. Zijn meer uitgebreide barokke stijl die dichter bij die van het classicisme van Bernini lag, werd in de Zuidelijke Nederlanden verspreid via zijn broer Jerôme Duquesnoy (II) en andere Vlaamse kunstenaars die in zijn atelier in Rome studeerden, zoals Rombaut Pauwels en mogelijk Artus Quellinus de Oude. 18][19]

De meest prominente beeldhouwer was Artus Quellinus de Oude, lid van een familie van beroemde beeldhouwers en schilders, en de neef en meester van een andere prominente Vlaamse beeldhouwer, Artus Quellinus de Jonge. Geboren in Antwerpen, had hij een tijd in Rome doorgebracht, waar hij kennis maakte met de lokale barokke beeldhouwkunst en die van zijn landgenoot François Duquesnoy. Bij zijn terugkeer naar Antwerpen in 1640 bracht hij een nieuwe visie op de rol van de beeldhouwer met zich mee. De beeldhouwer zou niet langer een ornamentalist zijn, maar een maker van een totaalkunstwerk waarin architecturale componenten werden vervangen door sculpturen. Het kerkmeubilair werd een gelegenheid voor het creëren van grootschalige composities, verwerkt in het kerkinterieur.[4] Vanaf 1650 werkte Quellinus samen met hoofdarchitect Jacob van Campen vijftien jaar aan het nieuwe stadhuis van Amsterdam. Dit bouwproject, dat nu Koninklijk Paleis op de Dam heet, en vooral de marmeren decoraties die hij en zijn atelier produceerden, werden een voorbeeld voor andere gebouwen in Amsterdam. Tot het beeldhouwersteam dat Artus tijdens zijn werkzaamheden aan het Amsterdamse stadhuis begeleidde, behoorden veel beeldhouwers, vooral uit Vlaanderen, die op zichzelf uit zouden groeien tot toonaangevende beeldhouwers zoals zijn neef Artus Quellinus II, Rombout Verhulst, Bartholomeus Eggers en Gabriël Grupello en waarschijnlijk ook Grinling Gibbons. Zij zouden zijn barokke idioom later verspreiden in de Nederlandse Republiek, Duitsland en Engeland. Een andere belangrijke Vlaamse barokbeeldhouwer was Lucas Faydherbe (1617-1697), afkomstig uit Mechelen, het tweede belangrijke centrum van de barokke beeldhouwkunst in de Zuidelijke Nederlanden. Hij volgde een opleiding in Antwerpen in het atelier van Rubens en speelde een belangrijke rol in de verspreiding van de hoogbarokke beeldhouwkunst in de Zuidelijke Nederlanden.[22]

Terwijl de Zuidelijke Nederlanden in de tweede helft van de 17e eeuw getuige waren geweest van een scherpe daling van het niveau van de productie en de reputatie van hun schilderschool, verving de beeldhouwkunst de schilderkunst in belang, onder impuls van de binnenlandse en internationale vraag en de enorme, hoogwaardige kwaliteitsproductie van een aantal familieateliers in Antwerpen. Met name de ateliers van Quellinus, Jan en Robrecht Colyn de Nole, Jan en Cornelis van Mildert, Hubrecht en Norbert van den Eynde, Peter I, Peter II en Hendrik Frans Verbrugghen, Willem en Willem Ignatius Kerricx, Pieter Scheemaeckers en Lodewijk Willemsens produceerden een breed scala aan beeldhouwwerken, waaronder kerkmeubilair, grafmonumenten en kleinschalige beeldhouwwerken uitgevoerd in ivoor en duurzame houtsoorten zoals buxus. Terwijl Artus Quellinus de Oude de hoge barok vertegenwoordigde, begon vanaf de jaren 1660 een meer uitbundige fase van de barok, ook wel late barok genoemd. Tijdens deze fase werden de werken meer theatraal, tot uiting in religieus-extatische voorstellingen en weelderige, opzichtige decoraties.
0_Hercule_-_Lucas_Faydherbe_-_Victoria_en_Albert_museum

Hendrik_Frans_Verbrugghen_-_Preekstoel_in_de_Kathedraal_van_Brussel

Luis_de_Benavides_Carillo,_markies_van_Caracena,_landvoogd_van_de_Spaanse_Nederlanden,_Artus_Quellinus_I,_(1664),_Koninklijk_Museum_voor_Schone_Kunsten_Antwerpen,_701


Posttijd: 16 augustus 2022